Nieuws

Werkgevers en werknemers in de podiumkunsten, vertegenwoordigd door NAPK en Kunstenbond, hebben een akkoord bereikt over een nieuw functie- en loongebouw per 1 januari 2017. De Cao Toneel (voorheen ‘Theater’) en Dans loopt van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2019. Sociale partners voorzien echter problemen bij de uitvoering door het uitblijven van indexering van subsidies.

De overstap naar een nieuw marktconform functie- en loongebouw met kortere loonschalen en resultaatgerichte functiebeschrijvingen betekent voor vrijwel alle medewerkers een loonsverbetering. Medewerkers die bij de invoering van het nieuwe systeem op het maximum van hun schaal zitten ontvangen in 2017 en 2018 als compensatie tijdelijk een maandelijkse toeslag van 1,5%. De cao bevat ook een algemene, structurele loonsverhoging van 1,8% per 1 januari 2019. Sociale partners hebben afgesproken dat het functie- en loongebouw ook de basis vormt voor de honorering van zzp’ers. Zo is het verschil in behandeling en beloning tussen werknemers en zzp’ers die gelijksoortig werk doen minimaal. Dat betekent dat het afgesproken (uur)tarief minimaal overeenkomt met het bij de functie horende salarisniveau, verhoogd met ten minste 30%.

Sociale partners maken zich zorgen over het uitblijven van indexering van de subsidies bij een belangrijk deel van de instellingen in de sector. Zij voorzien problemen bij de uitvoering van het nieuwe functie- en loongebouw. Sociale partners zullen daarom in de komende periode gezamenlijk optrekken richting de subsidieverstrekkers om hen te wijzen op de noodzaak van het toekennen van jaarlijkse indexeringen en daarmee goed werkgeverschap te bevorderen. Daarnaast verzoeken sociale partners de minister van SZW om de artistieke en productie- en voorstellingsgebonden functies uit te zonderen van de wettelijke ketenbepaling bij het overeenkomen van tijdelijke arbeidsovereenkomsten. Dit draagt bij aan de noodzakelijke flexibiliteit voor de sector. Voor de functies van acteur en danser is een dergelijke uitzondering al gemaakt in 2015. Voor seizoensarbeid in de sector wordt de wettelijke tussenperiode van 6 maanden tussen twee arbeidsovereenkomsten verkort naar 3 maanden.

Oudere werknemers kunnen ervoor kiezen om minder uren gaan werken terwijl zij daarvoor slechts beperkt salaris inleveren en hun pensioenopbouw wel volledig wordt voortgezet. Voorwaarde is dat de werknemer een arbeidsverleden bij de betreffende werkgever heeft van ten minste 5 jaar en hij maximaal 8 jaar verwijderd is van zijn pensioendatum (uitgaande van een pensioenleeftijd van 68 jaar).

Terug naar Nieuws